Inbreker
Tryfena van Huenen-Notten.

Inbreker

Let op: de onderstaande tekst is een column, geen (nieuws)artikel.

Met trillende handen haal ik de winkeldeur van het slot. Ik heb net melding gehad van de alarmcentrale, dit keer waarschijnlijk geen spinnetje die door een sensor liep, daar bleef het alarm te lang voor loeien. De politie is ook onderweg, ik mag naar binnen, aangezien het alarm weer stil is, is er geen beweging meer in de zaak. Aan de voorkant van de winkel zie ik niks dat lijkt op een inbraak, maar wanneer ik de deur open en het alarm eraf haal, zie ik de ravage die achterin de winkel ligt. Rustig bekijk ik de ravage, in mijn hoofd zie ik hoe de boef naar binnen moet zijn gekomen, en door het alarm geschrokken weer uit de winkel weg wilde. 

De enige manier om weg te komen is via het raampje waardoor hij naar binnen kwam, 2,5 meter hoog. Ik zie onze etalage trap staan die normaal in het magazijn staat, niet een al te best laddertje om als persoon op te klimmen, daar is deze niet meer voor geschikt. Ik zie de schapjes op de grond liggen, met de shawls die daarop lagen, de vesten liggen ook overal over de grond. Ik begrijp niet waarom die tas daar op de stoel staat, de stoel waar de inbreker eerst op heeft gestaan om weer weg te komen. Lenig moet deze persoon wel zijn geweest, via de schapjes, met een voet tegen de muur, de andere op een oud antiek lampje, een handafdruk van vuil staat net onder het raampje, terwijl de afwerkstrip er compleet afligt. Net als de afwerklatten van het wandmeubel. 

Ik mag nergens aanzitten, dus ik kijk vooral, de deur naar het woonhuis haal ik van het slot, ik weet niet zeker of dat mag, maar de inbreker is via het woonhuis achter de winkel naar binnen gekomen, en de mannen die daar het huis verbouwen hoor ik praten. Zij zijn zich ook rot geschrokken, ze denken net als ik dat het een gelegenheidsboef is, want het dure gereedschap staat er nog, er is wat goedkoop spul gestolen. Na een rondje door de winkel, zie ik dat er niks weg is, of ik moet mij heel erg vergissen. Wanneer de politie er is, en de aangiften gemaakt zijn, mag ik de boel gaan opruimen.  

"Ik ben vooral heel erg beledigd"

Met de schilders praat ik nog even wat na, ik ben vooral heel erg beledigd; de rommel, de chaos, alsof ik niet hard genoeg gewerkt had om de winkel netjes te krijgen, met de nieuwe collectie erin. De schilder is ook beledigd, zijn werk T-shirts zijn gestolen, ik ben verbaasd, een winkel vol met kleding, en de boef jat wat oude shirts van de schilder. Het kleine wc-raampje waar de inbreker naar binnen kwam is zo smal, dat de gemiddelde Nederlander al met de schouders klem zou komen te zitten, het moet echt een heel klein mager mens zijn geweest. De agenten dachten aan een junk, aangezien deze ook over datum voedsel had gegeten uit de koelkast.



Vingerafdrukken komen ze voor terug; we zijn een week verder, ik denk dat ze het vergeten zijn, sterker nog, ik denk niet dat er actief iets mee wordt gedaan. Er is geen moord gepleegd, vooral wat rommel gemaakt en hier en daar wat kapot, het minimale dat er gestolen is, zal vast niet de aandacht van de politie houden en eerlijk gezegd hoe vervelend ik dat ook vind, ik begrijp het wel. Wanneer ik de agent tegenkom als ik naar het station wandel een paar dagen later, zegt hij; sorry, ik kom volgende week echt langs. Prima zeg ik, we zijn 7 dagen in de week open.

Reageren? Mail de redactie via [email protected].
Op deze publicatie rust copyright.