Opsporing
Joop Hekkelman.

Opsporing

Let op: de onderstaande tekst is een column, geen (nieuws)artikel.

In mijn gemeente werden vragen gesteld over digitale opsporing van fraude. Er circuleren berichten dat in den lande gemeentes met nepaccounts burgers controleren op misbruik van sociale voorzieningen. Niet dat er concrete aanwijzingen waren, maar een raadslid wilde van het College horen of ambtenaren wel of niet op die manier hun taak uitvoeren. Het antwoord was duidelijk en ook weer niet. Mijn gemeente werkt niet met nepaccounts, maar heeft wel slimme tools om gedrag op social media te volgen.

Opsporing gebeurt, zoals het hoort, buiten het zichtveld van de burger. Het is is in zijn aard duidelijk wat anders dan de politieman die, al dan niet verdekt opgesteld, boetes uitdeelt aan ‘roodrijders’. De doorsnee burger heeft er geen idee van hoe de opsporingswereld in elkaar steekt. Het is goed dat fraude wordt aangepakt, maar het antwoord op de vraag van het raadslid geeft mij geen duidelijkheid of er netjes volgens vastgestelde protocollen wordt gewerkt. Kwestie van geloven.

In gemeentes gaan discussies over fraude vaak over sociale voorzieningen. Dat is handig omdat het qua omvang en samenstelling een bekende groep is. Vroeger was daarvoor een sociaal rechercheur aangesteld. Die mocht toiletspullen tellen om vermeend samenwonen te controleren.

"Op wie van hen heeft hij het gemunt?"

Maar dat niet alleen. Jarenlang ging ik ‘s morgens om tien voor zeven met de bus naar het werk. Vaak struinde dan dezelfde man rond in de omgeving van mijn halte. Hij stapte nooit in. Eerst denk je aan toeval. Maar als je hem drie keer in de week spot in dezelfde omgeving, dan kan dat geen toeval meer zijn. Ik kwam er achter wat zijn functie was: sociale recherche. Hij ging vast de gangen na van iemand die op basis van het aantal getelde tandenborstels verdachte was geworden.

Vanaf dat moment ga je anders rondkijken. Er staan acht mensen bij de halte. Op wie van hen heeft hij het gemunt? De man probeerde zo onopvallend mogelijk te acteren, wat hem niet lukte. In tegenstelling tot de digitale opsporing was hij te zichtbaar. Wat hij onderzocht werd niet duidelijk, maar was wel aanleiding voor speculatie over fout gedrag van medeburgers.

Dat is kwalijk. Opsporing moet plaatsvinden buiten het oog van de buitenwereld. Het is niet vreemd dat er een beetje ‘mist’ hangt rond onderzoekmethodes. Lijkt me acceptabel om resultaat te behalen, zolang er geen heksenjacht ontstaat en een onafhankelijke rechter een individueel geval kan toetsen.

Reageren? Mail de redactie via [email protected].
Op deze publicatie rust copyright.